Abonneren  Inloggen

Column: Wel of geen zzp’er? Wat er verandert

8 december 2025

Het kabinet heeft het wetsvoorstel “Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden” (Vbar) ingediend om duidelijker te maken wanneer iemand werknemer is en wanneer zzp’er. Doel: schijnzelfstandigheid terugdringen (geschat: ca. 200.000 personen). Volgens het kabinet zorgt schijnzelfstandigheid voor oneerlijke concurrentie, minder premie-inkomsten en risico op uitbuiting.

De beoordeling van de arbeidsrelatie leunt thans op criteria uit de rechtspraak, zoals: gezagsverhouding, aard/duur van het werk, bepaling van werkzaamheden en werktijden, inbedding in de organisatie, persoonlijke uitvoering, totstandkoming van afspraken, beloning, ondernemersrisico en extern ondernemerschap. Alle omstandigheden tellen in samenhang.

Wil je als werkgever zelfstandigheid onderbouwen, zorg dan dat zoveel mogelijk signalen daarop wijzen, bijvoorbeeld:

  • Geen instructies; ruimte om werk naar eigen inzicht uit te voeren;
  • Tijdelijk/projectmatig werk; zzp’er bepaalt werktijden (alleen deadlines/uren afspreken);
  • ​Vervanging toegestaan (na overleg) door iemand met gelijke kwalificaties;
  • Onderhandelde afspraken (geen eenzijdige oplegging);
  • Beloning duidelijk hoger dan werknemersloon; of stukloon/ resultaatloon met ondernemersrisico;
  • Werk dat niet regulier binnen het bedrijf valt (bijv. drukkerij huurt schilder in);
  • Meerdere opdrachtgevers, eigen website/werkruimte/middelen voor zzp’er (extern ondernemerschap).
Mr. Thuy Nguyen is jurist bij Dienstencentrum en advocaat/partner bij DeN Advocaten

De Vbar wijzigt deze criteria niet, maar legt ze vast en geeft aan hoe die gewogen dienen te worden (o.a. mate van aansturing en ondernemersrisico). Volgens critici biedt dat weinig extra duidelijkheid, omdat het een weging van criteria blijft; het risico op schijnzekerheid blijft dus.

Nieuw in de Vbar is het rechtsvermoeden: wie als zzp’er minder dan €36 per uur verdient, kan een beroep doen op werknemerschap en de bijbehorende rechten. Dan verschuift de bewijslast naar de opdrachtgever, die moet aantonen dat géén arbeidsovereenkomst bestaat. Dit versterkt vooral de positie van laagbetaalde zelfstandigen die juist een arbeidsovereenkomst wensen.

Conclusie: afgezien van het rechtsvermoeden biedt Vbar dus niet wezenlijk meer houvast dan de rechtspraak thans doet. Wel vergroot de Vbar het risico dat lager betaalde zzp’ers succesvol werknemerschap kunnen claimen. Voor zzp’ers die meer dan €36 per uur vragen, verandert er in de kern weinig.

Als Tweede en Eerste Kamer instemmen, treedt de Vbar naar verwachting in werking op 1 juli 2026. Er is geen overgangsperiode: vanaf die datum kunnen werkenden direct een beroep doen op de Vbar.

Deze column verscheen eerder in PRINTmatters 5 van 2025.


​​​​​​​​​​​Wil je het gedrukte PRINTmatters magazine ontvangen? Neem een proefabonnement.